Engels : Nederlands
bike = fiets
car = auto
boat = boot
underground train = ondergrondse/metro
bus = bus
transport = vervoer
traffic = verkeer
presenter = presentator
airport = vliegveld
journey = reis
to pollute = vervuilen
motorbike = motorfiets
plane = vliegtuig
helicopter = helikopter
ferry = veerboot
taxi = taxi
train = trein
road = weg
rail = spoor
water = water
air = lucht
quicker = sneller
bigger = groter
cheaper = goedkoper
easier = (ge)makkelijker
healthier = gezonder
more expensive = duurder
more dangerous = gevaarlijker
better = beter
mountain = berg
beach = strand
river = rivier
sea = zee
field = veld
lake = meer
farm = boerderij
forest = bos
engine = motor
wheel = wiel
suitcase = koffer
bamboo = bamboe
hill = heuvel
floating = drijvend
reed = riet