Engels : Nederlands
chemical compound = chemische stoffen
core = kern
natural elements = natuurlijke elementen
hydrogen = waterstof
oxygen = zuurstof
atoms = atomen
scale = schaal
to consume = verbruiken
to assemble = in elkaar zetten
sturdy = robuust
fixtures = beslag / hang- en sluitwerk
to fuse = samensmelten
measurements = metingen
physically = fysiek
pressure = druk
to originate = ontstaan
to measure = meten
weightless conditions = gewichtloze situaties
technically speaking = technisch gesproken
fluids = vloeistof
to withstand = weerstaan