Noël La Saint-Sylvestre Pâques
la Pentecôte la fête des rois le quatorze juillet
l’Aïd le carnaval le masque
le costume le bal le gâteau
les gâteaux le feu d’artifice le Père Noël
le sapin le réveillon faire la fête
manger danser valser
passer les vacances elle écrit
la lettre le mot accompagner
Pasen Oudjaar Kerstmis
de nationale feestdag Driekoningen Pinksteren
het masker het carnaval het suikerfeest
de taart / de koek het bal het kostuum
de kerstman het vuurwerk het gebak / de koekjes
feestvieren maaltijd op kerstavond of op oudejaarsavond de kerstboom
walsen dansen eten
zij schrijft de vakantie doorbrengen
vergezellen / meegaan met het woord de brief
le temps le poisson entre
l’amie discuter heureusement
le voisin amoureux amoureuse
pas de chance! bisous le lendemain
dire affreux furieux
rentrer le désordre casser
ranger la solution bon
bonne le tapis le téléphone
plus tard la cuisine vite
tussen de vis de tijd
gelukkig praten / discussiëren de vriendin
verliefd (v) verliefd (m) de buurman
de volgende dag / de dag erna kusjes pech!
woedend afschuwelijk zeggen
breken de rommel / de troep thuiskomen / naar huis gaan
goed (m) / lekker (m) de oplossing opruimen
de telefoon het tapijt goed (v) / lekker (v)
snel de keuken later
le travail propre nettoyer
réparer la télé la table
sauf vu en boîte
fatigué fatiguée tu bois
avoir l’habitude la fin le matin
toute la journée le repas
schoonmaken schoon het werk
de tafel de televisie repareren
in de disco / naar de disco gezien behalve
je drinkt moe (v) moe (m)
de ochtend / s ochtends het einde gewend zijn
de maaltijd de hele dag