Frans : Nederlands effroyable = verschrikkelijk l’éditeur (m) = de uitgever la plupart du temps = meestal bouger = bewegen au fil du temps = in de loop van de tijd l’orgue (m), les orgues (f pl) = het orgel supposer = veronderstellen la distraction = de afleiding neuve = nieuw la bagarre = het gevecht la vocation = de roeping quoi qu’il arrive = wat er ook gebeurt à tort = ten onrechte l’ouvrage (m) = het werk / geschrift abandonner = opgeven l’intention (f) = de bedoeling les beaux-arts (m pl) = de beeldende kunsten la réussite = het succes le gosse = het jochie le trou = het gat merveilleux = buitengewoon / wonderlijk le crayon = het potlood immobile = onbeweeglijk le mérite = de verdienste accueillir = ontvangen la ténacité = het doorzettingsvermogen / de vasthoudendheid adulte = volwassen assis = zittend à peu près = ongeveer irrespirable = verstikkend le dessinateur = de tekenaar le peintre = de schilder le livreur de colis = de bezorger le chercheur = de onderzoeker le comptable = de boekhouder l’écrivain (m) = de schrijver le kinésithérapeute = de fysiotherapeut l’agent immobilier (m) = de makelaar le médecin = de arts le facteur = de postbode