Engels : Nederlands to switch on = aanzetten to switch off = uitzetten attachment = bijlage to update = bijwerken to (un)install = (de-)installeren to share = delen to run = draaien user = gebruiker icon = icoon innovation = innovatie settings = instellingen to invest = investeren maintenance = onderhoud to boot up = opstarten to respond = reageren to select = selecteren key = toets to connect = verbinden virtual reality = virtuele werkelijkheid advantage = voordeel to advance = vooruitgaan