Frans : Nederlands à gauche = links à droite = rechts au milieu = in het midden en face de = tegenover à côté de = naast derrière = achter tout droit = rechtdoor la route = de (verharde) weg / de verharde weg / de weg le chemin = de (onverharde) weg / de onverharde weg / de weg le carrefour = het kruispunt le rond-point = de rotonde le pont = de brug une église = een kerk la piscine = het zwembad un avion = een vliegtuig la balade = de wandeling, het tochtje / de wandeling / het tochtje la destination = de bestemming le départ = het vertrek la tente = de tent voyager = reizen faire du camping = kamperen traverser = oversteken, doortrekken / oversteken / doortrekken