Frans : Nederlands un accident = een ongeluk je vais = ik ga arriver = aankomen grave = erg, ernstig / erg / ernstig gris, grise / gris / grise = grijs le cheval = het paard les chevaux = de paarden la leçon = de les un anniversaire = een verjaardag avoir peur = bang zijn parce que = omdat énorme = enorm la tête = het hoofd exagérer = overdrijven le cirque = het circus la cage = de kooi triste = triest, zielig / triest / zielig le zoo = de dierentuin sauvage = wild traiter = behandelen penser = denken