le voyage écouter être en panne
venir chercher je descends la piscine
bientôt à bientôt passer
un avion malheureusement le bateau
apporter tellement la chose
la nourriture le cadeau
pech hebben, kapot zijn / pech hebben / kapot zijn luisteren naar de reis
het zwembad ik stap uit halen, ophalen / halen / ophalen
doorbrengen tot gauw gauw, spoedig / gauw / spoedig
de boot jammer genoeg een vliegtuig
het ding zoveel, zo / zoveel / zo meenemen, meebrengen / meenemen / meebrengen
het cadeau het eten, het voedsel / het eten / het voedsel