Frans : Nederlands
sur quoi = waarover
la télévision = de televisie
s’occuper de = zorgen voor
le son = het geluid
une émission = een uitzending
je tiens = ik hou vast
le programme = het programma
la série = de serie
par exemple = bijvoorbeeld
étranger, étrangère / étranger / étrangère = buitenlands
sûrement = zeker
voter = stemmen
le sujet = het onderwerp
meilleur = beter