la rentrée bien se passer agréable
une gamine préparer les affaires
appeler être prêt(e) avoir envie de
s’inquiéter déménager recommencer
la résolution l’intention le cours
le changement le cartable l’activité
rencontrer promettre faire ses devoirs
apprendre ses leçons arriver à l’heure
leuk / prettig goed aflopen / goed gaan eerste schooldag / begin van het nieuwe schooljaar
de spullen klaarleggen een klein meisje
zin hebben in / om klaar zijn roepen
opnieuw / weer beginnen verhuizen zich zorgen maken
de les de bedoeling het voornemen
de activiteit de schooltas de verandering
zijn huiswerk maken beloven ontmoeten
op tijd komen de lessen leren