Frans : Nederlands le fan = de fan jouer de la guitare = gitaar spelen Combien tu mesures ? = Hoe lang ben je? la série télévisée = de tv-serie l’épisode = de aflevering la vie quotidienne = het dagelijks leven l’histoire = het verhaal l’amitié = de vriendschap l’amour = de liefde la joie = de vreugde le drame = het drama le secret = het geheim le problème = het probleem traiter = behandelen le divorce = de scheiding la mort = de dood se retrouver = elkaar ontmoeten échanger = uitwisselen revoir = terugzien devenir = worden se séparer = scheiden quitter = verlaten le lieu de naissance = de geboorteplaats le plat = het gerecht la qualité = de goede eigenschap la sincérité = de eerlijkheid le défaut = de slechte eigenschap l’impatience = het ongeduld l’humour = de humor le rêve = de droom le comédien = de acteur croire en soi = in jezelf geloven les moyens = de middelen le serveur = de ober les gens = de mensen spontané(e) = spontaan généreux = gul apprécier = waarderen le bon sens = het gezond verstand être fol amoureux / folle amoureuse de = stapelgek zijn op tuer = doden intervenir = tussenbeide komen le footing = het joggen honnête = eerlijk têtu(e) = koppig combien = hoeveel comment = hoe pourquoi = waarom quand = wanneer qui = wie que / quoi = wat quel(s) / quelle(s) = welke le métier / la profession = het beroep combien de temps = hoelang / hoeveel tijd venir = komen vouloir = willen