Frans : Nederlands la dispute = de ruzie sortir le chien = de hond uitlaten en avoir marre = het zat zijn insister = aandringen le boulot = het werk en avoir assez = er genoeg van hebben la colère = de boosheid l’énervement = de irritatie l’impatience = het ongeduld ça suffit = dat is genoeg exagérer = overdrijven pas question / hors de question = geen sprake van