Frans : Nederlands respecter = respecteren égal = gelijk nourrir = voeden soigner = verzorgen l’éducation = het onderwijs le loisir = de hobby la protection = de bescherming la vie privée = het privéleven s’exprimer = zich uiten être entendu = gehoord worden la question = de vraag concerner = aangaan protéger = beschermen la violence = het geweld le soldat = de soldaat élaborer = uitwerken l’affiche = de poster l’extrait = het fragment exprimer son opinion = zijn mening geven s’appliquer à = van toepassing zijn op à la une = op de voorpagina rare = zeldzaam toucher = treffen le bénévole = de vrijwilliger anonyme = anoniem urbain = stads- rural = platteland- l’eau potable = het drinkwater la périphérie = de buitenwijk améliorer = verbeteren la bonne nouvelle = het goede nieuws la mauvaise nouvelle = het slechte nieuws les informations = het nieuws retenir l’attention = de aandacht trekken d’après = volgens en ce qui concerne = wat betreft en rapport avec = met betrekking tot la majorité de = de meerderheid un grand nombre de = een groot aantal un petit groupe de = een kleine groep la minorité de = de minderheid van avoir l’obligation = de plicht hebben