Frans : Nederlands
l'information = de informatie
correct = juist
correcte = juist
ils vont = zij gaan
Château de Vincennes = metrostation in Parijs
il faut = men moet
il faut = je moet
aller = gaan / rijden
en métro = met de metro
le bus = de bus
à pied = lopend
le pied = de voet
descendre = uitstappen
changer = overstappen
prendre = nemen
la ligne = de lijn / de buslijn / de metrolijn
direct = rechtstreeks
on va = wij gaan
bonne idée = goed idee
bon = goed
bonne = goed
l'idée = het idee
loin = ver / ver weg
regarde = kijk
là = daar
le plan de métro = de metroplattegrond
c'est ça = dat klopt (lett: dat is het)
la direction = de richting
ça fait = dat is / dat is bij elkaar
ensuite = vervolgens / dan
chercher = zoeken
la forme = de vorm
en avion = met het vliegtuig
l'avion = het vliegtuig
la voiture = de auto
le train = de trein
le TGV (train à grande vitesse) = de TGV (hogesnelheidstrein)
à vélo = op de fiets
le vélo = de fiets
le cours de français = de cursus Frans
chez vous = naar huis / naar uw huis