Frans : Nederlands la norme = de norm / de maatstaf entrer en contact = in aanraking komen le peuple = het volk visible = zichtbaar dicter = opleggen / voorschrijven la tolérance = de tolerantie la sensibilité = de gevoeligheid / de fijngevoeligheid juger = oordelen / beoordelen en accord avec = in overeenstemming met à l'heure = op tijd