Frans : Nederlands le défi = de uitdaging hors-mariage = buitenechtelijk refaire sa vie = een nieuw leven beginnen l'heure est à = het is de tijd van le jumeau = de tweeling la jumelle = de tweeling rester en bons termes = op goede voet blijven / op goede voet blijven met iem le conjoint = de echtgenoot / echtgenote la conjointe = de echtgenoot / echtgenote l'affection = de genegenheid faire face à = het hoofd bieden aan / aanpakken la jalousie = de jaloezie / de afgunst passer pour = doorgaan voor iets / beschouwd worden als iets méchant = boos méchante = boos imposer = iets aan iem opleggen négliger = verwaarlozen constituer = vormen / samenstellen la tribu = de volksstam / de clan