Frans : Nederlands il y a = er is la photo = de foto mamie = oma papi = opa la chambre = de slaapkamer qu'est-ce que c'est = wat is dat maman = mamma le lit = het bed un problème = een probleem grand = groot formidable = geweldig petit = klein une maison = een huis joli = leuk qui est-ce = wie is dat près de = dichtbij le garçon = de jongen la fille = het meisje voici = hier is la table = de tafel le jardin = de tuin une lampe = een lamp moderne = modern la page = de bladzijde derrière = achter blanc = wit rouge = rood bleu = blauw je cherche = ik zoek le disque = de cd une souris = een muis vingt = twintig vingt et un = eenentwintig vingt-deux = tweeëntwintig vingt-trois = drieëntwintig trente = dertig trente et un = eenendertig trente-deux = tweeëndertig quarante = veertig quarante et un = eenenveertig quarante-deux = tweeënveertig cinquante = vijftig cinquante et un = eenenvijftig cinquante-deux = tweeënvijftig soixante = zestig