Frans : Nederlands souhaiter = wensen permettre = toestaan jeter = gooien avoir le droit de = het recht hebben om / het recht hebben fumer = roken déranger = storen avoir raison = gelijk hebben pas assez = niet genoeg consulter = raadplegen le compte = de rekening correct = juist se tromper = zich vergissen devoir = moeten / schuldig zijn la permission = de toestemming dépenser = uitgeven montrer = tonen / laten zien grandir = opgroeien / groeien plonger = duiken descendre = afdalen / dalen la publicité = de reclame vivre = leven le chemin = de weg le metteur en scène = de regisseur le cadreur = de cameraman ajouter = toevoegen autrement = anders en colère = woedend