Frans : Nederlands quand je tombe dessus = als ik erop stuit ça plaît pas mal = dat is heel leuk ça peut m’influencer = dat kan me beïnvloeden rigolo = grappig ça m’arrive de = het komt voor dat ik il fait … avec = hij doet er … mee quelque chose de rigolo = iets grappigs plaisant / marrant = leuk assez bête = nogal stom débile = debiel ringard = ouderwets vite fait = snel / gauw, gauw à part = behalve ça le dérange beaucoup = dat stoort hem erg la relation est relativement bonne = de relatie is tamelijk goed un grand sujet de discussion = een groot discussiepunt une famille recomposée = een nieuw samengesteld gezin un des points négatifs = een van de negatieve punten il y a souvent des tensions = er zijn vaak spanningen sur ce point-là = op dat gebied se remarier = hertrouwen il y a pire = het kan erger il ne supporte pas = hij verdraagt niet pleurer = huilen j’en ai ras le bol = ik heb er genoeg van s’arranger = in orde komen ta voix est triste = je stem klinkt verdrietig faire connaissance = kennismaken réfléchir = nadenken se chamailler = ruzie maken divorcer = scheiden qu’est-ce qu’il y a? = wat is er aan de hand? on s’entend bien = we kunnen goed met elkaar opschieten s’habituer à = wennen aan ils ne sont pas trop exigeants = ze zijn niet te veeleisend maigrir = afvallen payer = betalen affirmer = bevestigen le ventre = de buik la santé = de gezondheid le commerçant = de winkelier porter = dragen louer une voiture = een auto huren commander un livre = een boek bestellen insérer une carte = een kaart insteken régler une facture = een rekening betalen à toute heure = elk uur acheter = kopen avoir besoin de = nodig hebben rencontrer = ontmoeten appeler = opbellen dépanner = pech verhelpen / verhelpen mal au dos = rugpijn fatigué = vermoeid se sentir bien = zich goed voelen prendre soin de = zorgen voor nager = zwemmen les attentats du onze septembre = de aanslagen van elf september la guerre = de oorlog la chaîne = de zender une espèce de contradiction = een soort tegenstrijdigheid une émission = een uitzending la vie quotidienne = het dagelijks leven au sens propre = in letterlijke zin arriver au bon endroit = op de juiste plek aankomen seulement en septembre = pas in september forcément = per se du jour au lendemain = van de ene op de andere dag prévoir à l’avance = van tevoren plannen n’importe où = waar dan ook reprendre le travail = weer aan het werk gaan rarement = zelden grâce à = dankzij mais = maar parce que = omdat par la suite = later à partir de ce moment-là = vanaf dat moment d’abord = eerst ensuite = vervolgens quand même = toch en même temps = tegelijkertijd contrairement = in tegenstelling tot je m’adresse à vous avec la question suivante = ik richt mij tot u met de volgende vraag j’aimerais faire de l’équitation = ik zou graag gaan paardrijden veuillez m’envoyer votre adresse = wilt u uw adres opsturen? pourriez-vous m’envoyer des dépliants? = zou u mij folders kunnen toesturen?