Frans : Nederlands conseiller = adviseren en début d'après-midi = aan het begin van de middag Ie refuge = de berghut la confirmation = de bevestiging le repas = de maaltijd la semaine = de week en semaine = doordeweeks la randonnée = de wandeltocht coûter = kosten du … au ... = van … tot … Nous voudrions faire = We zouden graag willen doen Combien ça coûte? = Hoeveel kost het? Je veux bien réserver. = Ik wil graag reserveren. Quelle est votre adresse? = Wat is het adres? Vous pouvez épeler? = Kunt u het spellen? C'est à quel nom? = Op welke naam? Vous êtes combien? = Met hoeveel personen zijn jullie? / Met hoeveel zijn jullie? Nous sommes six. / Nous sommes 6. = We zijn met z'n zessen. la description = de beschrijving un couvert = een bestek une assiette = een bord un verre = een glas un supplément = een toeslag être obligé de = verplicht zijn om Tout est réglé. = Alles is opgelost Ce n'est pas grave = Het is niet erg. Le problème c'est que = Het probleem is dat C'est à dire que = Ik bedoel dat Je peux vous dépanner. = lk kan u uit de brand helpen. Je peux encore faire quelque chose pour vous? = Kan ik nog iets voor u doen? Quel est Ie problème? = Wat is het probleem? faire partie de = deel uitmaken van un extraterrestre = een buitenaards wezen un second compte = een tweede account en réalité = in werkelijkheid aisément = moeiteloos approximativement / environnement = ongeveer à n'importe quelle heure = op welk uur dan ook les deux tiers = twee derde supprimer / enlever = weghalen Il ne répond jamais aux messages. = Hij reageert nooit op berichten. Il publie des citations sur son statut. = Hij zet citaten op zijn profiel. Je pense que = Ik denk dat ... Je crois que = Ik geloof dat ... Je trouve que ce type est trop bavard. / Je trouve que ce type parle trop. = Ik vind dat die vent te veel kletst.