Duits : Nederlands der Prospekt = de prospectus das Handy = de mobiele telefoon der Flugschein = het vliegticket der Stadtplan = de plattegrond die Bluse = de bloes der Entwurf = het ontwerp die Sportschuhe = de sportschoenen der Katalog = de catalogus die Hotelreservierung = de hotelreservering der Blaser = het colbertje die Messe = de beurs die Aktentasche = de aktetas die Mappe = de map die Unterlagen = de documenten der Uhrenhandel = de horlogehandel vergessen = vergeten beeilen = hasten die Internetseite = de internetpagina der Einsendeschluss = de sluiting van de inzendingstermijn Schießen Sie los. = Gaat u gang. vollzeit = voltjds teilzeit = deeltijds die Stelle = de baan vertreten = vervangen Wann ist das der Fall? = Als dat het geval is? die Geschäftsreise = de zakenreis unterstützen = ondersteunen die Entscheidung = de beslissing in Absprache mit = in overleg met der Innendienst = de binnendienst ordnen = ordenen verteilen = verdelen aufteilen = opsplitsen der Einsatz = de inzet der Zoll = de douane die Veterinärbehörden = de veterinaire autoriteiten selbstständig = zelfstandig die Dokumentationen = de documentatie ansonsten = voor de rest überwiegend = vooral übernehmen = overnemen es ist die Rede von = er is sprake van etwas meinen = iets bedoelen erstellen = opstellen die Freigabe = de vrijgave die Korrektur = de correctie erteilen = verstrekken bewerben = solliciteren die Bewerbung = de sollicitatie der Lebenslauf = het cv (curriculum vitae) die Nebenbeschäftigung = het bijbaantje der Führerschein = het rijbewijs die Berufserfahrung = de praktijkervaring die Einladung = de uitnodiging der Außendienst = de buitendienst die Führung = de rondleiding geschäftlich = zakelijk mindestens = op zijn minst das Gebäude = het gebouw die Sekretärin = de secretaresse stören = storen ständig = voortdurend das Zentrallager = het centrale magazijn aus irgendeinem Grund = uit welken hoofde ook die Möglichkeit = de mogelijkheid begegnen = tegenkomen das Gesicht = het gezicht gehören = horen der Erfolg = het succes das Telefonalphabet = het telefoonalfabet buchstabieren = spellen