Duits : Nederlands
das Freilichttheater = het openluchttheater
der Streichelzoo (-s) = de kinderboerderij
das Tier (-e) = het dier
das Kaninchen (-) = het konijn
"die Gans (\"-e)" = de gans
die Ziege (n) = de geit
das Schaf (-e) = het schaap
das Schwein (-e) = het varken
"das Huhn (\"-er)" = de kip
reiten = paardrijden
das Pferd (-e) = het paard
das Pony (-s) = de pony
die Hundetoilette (-n) = het hondentoilet
der Waschsalon (-s) = de wasserette
die Waschmaschine (-n) = de wasmachine
die Münze (-n) = de munt
das Waschpulver = het waspoeder
der Wäschetrockner = de droogtrommel
das Bügelbrett = de strijkplank
das Bügeleisen = het strijkijzer
die Animation = de animatie
der Animationsraum = de animatieruimte
das Animationsprogramm (-e) = het animatieprogramma
krank = ziek
verletzt = geblesseerd / gewond
der Arzt = de dokter
die Sprechstunde = het spreekuur
nach Vereinbarung = volgens afspraak
die Apotheke = de apotheek
"der Tagesausflug (\"-e)" = de dagtocht
der Tipp (-s) = de tip
die Wegbeschreibung = de wegbeschrijving
der Freizeitpark (-s) = het pretpark
der Zoo (-s) = de dierentuin