Duits : Nederlands
die Checkliste = de checklist
besorgen + A = zorgen voor
verteilen + A = uitdelen
gemeinsam = gezamenlijk
dekorieren = versieren
zusammenstellen + A = samenstellen
die Gästeliste = de gastenlijst
die Einkaufsliste = de boodschappenlijst
der Merkzettel = de memo
die Beleuchtung = de verlichting
aussuchen + A = uitzoeken
die Box = de box
aufstellen + A = neerzetten
ausleihen + A = uitlenen
der Textilmarker = de textielstift
der Klebstoff = de lijm
die Perle = de kraal
Wir müssen noch Obst und Gemüse besorgen. = Wij moeten nog groente en fruit halen.
der Briefumschlag = de envelop
verantwortlich sein für + A = verantwoordelijk zijn voor
Alex ist für die Musik verantwortlich. = Alex is verantwoordelijk voor de muziek.
das Bastelgeschäft = de hobbywinkel
der Videoverleih = de videotheek
der Markt = de markt
das Elektrogeschäft = de elektriciteitszaak
die Schreibwaren = de kantoorartikelen
der Schreibwarenladen = de kantoorboekhandel
höflich = beleefd
das Kilo = de kilo
das Gramm = de gram
der Liter = de liter
die Tube = de tube
alle sein = op zijn
Der Paprika ist leider alle. = De paprika is helaas op.