Duits : Nederlands
der Japaner = de Japanner
die Japanerin = de Japanse
die Beliebtheit = de populariteit
Afrika = Afrika
Asien = Azië
zunehmen = toenemen
die Begeisterung = het enthousiasme
weltweit = wereldwijd
China = China
der Chinese = de Chinees
die Chinesin = de Chinese
die Feder = de veer
Japan = Japan
der Grieche = de Griek
die Griechin = de Griekse
Rom = Rome
der Römer = de Romein
die Römerin = de Romeinse
erobern + A = veroveren
die Eroberung = de verovering
das Mittelalter = de Middeleeuwen
im Mittelalter = in de Middeleeuwen
das Tor = het doelpunt
im dritten Jahrhundert vor Christus = in de derde eeuw voor Christus
einführen = invoeren
sich entwickeln = zich ontwikkelen
die Fitness = de conditie
Indien = India
verbieten = verbieden
der Inder = de Indiër
die Inderin = de Indiase
der Schiedsrichter = de scheidsrechter
die Schiedsrichterin = de scheidsrechter (v)
die Trillerpfeife = het fluitje
die Geste = het gebaar
das Trikot = het shirt
die gelbe Karte = de gele kaart
jubeln = juichen
bevor = voordat
Bevor sie heirateten, verlobten sie sich. = Voordat ze trouwden, verloofden ze zich.
seit = sinds
Seit ich auf dem Gymnasium bin, habe ich viele Freunde. = Sinds ik op het vwo zit, heb ik veel vrienden.
bis = tot / voor / voordat
Ich gehe noch drei Jahre zur Schule, bis ich Abitur mache. = Ik moet nog drie jaar naar school voordat ik eindexamen doe.