Duits : Nederlands die Interrailtour = de interrailtour irgendwann = op een bepaald moment Ich fahre irgendwann im Sommer nach Italien. = Ik ga ergens deze zomer naar Italië. also = dus mit Händen und Füßen sprechen = met handen en voeten iets duidelijk maken ansprechen + A = aanspreken irgendwie = op de een of andere manier Sie haben zuerst irgendwie komisch geguckt. = Ze keken eerst een beetje vreemd. doch = maar genial = geniaal irgendwelche = een of ander Sie haben mir irgendwelche Frage gestellt. = Ze hebben mij een of andere vraag gesteld. beschließen + A = besluiten die Geschäftsreise = de zakenreis irgendwas = iets letztens = onlangs Mein Vater war letztens in Österreich. = Mijn vader was onlangs in Oostenrijk. irgendwo = ergens irgendwo in Europa = ergens in Europa wozu = met welk doel damit = zodat Ich lerne Deutsch, damit ich später in Deutschland studieren kann. = Ik leer Duits zodat ik later in Duitsland kan studeren. die Fachliteratur (nur Sing.) = de vakliteratuur geheimnisvoll = geheimzinnig fühlen + A = voelen