umziehen Daniel ist letzte Woche umgezogen. leicht fallen
Der Umzug ist mir nicht leicht gefallen. sich verabschieden von + D seltsam
die Luftmatratze konfus der Planet
der Schock Die Scheidung war ein Schock für uns. der Herd
kämpfen mit + D ziellos rumlaufen
Wir sind ziellos in der Stadt rumgelaufen. der Stadtplan die Stadtpläne
das Treppenhaus schleppen + A Daniel und Ben schleppen die Pflanze in den 3. Stock.
beruhigt weggehen In Berlin kann man abends gut weggehen.
liefern + A Sollen wir die Pizza liefern? der Lieferservice
gemakkelijk af gaan Daniel is vorige week verhuisd. verhuizen
bijzonder afscheid nemen van De verhuizing was niet gemakkelijk.
de planeet verward het luchtbed
de oven De scheiding was een schok voor ons. de schok
rondlopen doelloos worstelen met
de plattegronden de plattegrond We hebben doelloos door de stad gelopen.
Daniel en Ben slepen de plant naar de derde verdieping. slepen het trappenhuis
In Berlijn kan je ´s avonds goed uitgaan. uitgaan gerustgesteld
de bezorgservice Zullen wij de pizza bezorgen? bezorgen