Duits : Nederlands Unternehmen = het bedrijf trocknen = drogen Elektrizität = de elektriciteit Gas = het gas Nutzung = het gebruik Lieferant = de leverancier liefern = leveren Zähler = de meter Zählerkasten = de meterkast Zählerstand = de meterstand Mühle = de molen nachdenken = nadenken sofort = onmiddellijk Rechnung = de rekening stecken = steken Stecker = de stekker Störung = de storing Strom = de stroom Rate = de termijn Zukunft = de toekomst Typ = het type von alleine = vanzelf Wärme = de warmte waschen = wassen Wind = de wind Windrad = de windmolen selten = zelden Sonnenenergie = de zonne-energie