Duits : Nederlands Anspruch haben auf = recht hebben op bedeuten = betekenen bezeichnen = aanduiden das Gemälde = het schilderij das Mittelalter = de middeleeuwen der Bedarf = de behoefte der Inhaber = de eigenaar der Sieg = de overwinning die Auseinandersetzung = het conflict die Flüssigkeit = de vloeistof die Laune = het humeur die Steuer = de belasting die Währung = de valuta empfangen = ontvangen erstaunt = verbaasd gar nicht = helemaal niet heiraten = trouwen kämpfen = vechten locker = ontspannen, relaxed prägen = vormen, grote invloed hebben op schwer = moeilijk; zwaar sich streiten = ruzie maken stürzen = koppig verheißungsvoll = veelbelovend wandeln = veranderen