revertor (reverti) repente (bijw.) tempestas, tempestatis (v)
ortus sum orior (oriri) flumen, fluminis (o)
ita nec nec… nec
consedi consido (considĕre) fleo (flēre)
pereo (perire) hora vix
tandem (bijw.) consequor (consequi) exclamo (exclamare)
longe (bijw.) adsum (adesse) (+ dat.) factum
nuntio (nuntiare) amicitia vita
tijd / weer / storm plotseling terugkeren
rivier ontstaan / beginnen / opkomen (van de zon) perf. van orior (oriri)
noch… noch / en niet… en ook niet en niet / ook niet / noch zo
huilen (om) / (be)wenen gaan zitten perf. van consido (considĕre)
met moeite / nauwelijks uur omkomen / te gronde gaan
uitschreeuwen / uitroepen volgen / bereiken tenslotte / (uit)eindelijk
feit / daad / ppp van facio (facĕre) aanwezig zijn (bij) / helpen ver / lang
leven vriendschap berichten