ES
EN
NL
FR
DE
IT
Aprender vocabulario
Sugerencias
Método de estudio
Inicio
Wozzol
Sugerencias
Método de estudio
Listas de vocabulario
Noticias
Aprender vocabulario
Si desea aprender más vocabulario en un idioma extranjero, háganoslo saber.
Póngase en contacto con nosotros
Lista de vocabulario
Listas de vocabulario
Duits
TrabiTour
havo-vwo 3e editie
2 hv
Textbuch D, Kapitel 11.A
Por favor, compruebe si la lista de vocabulario es correcta antes de aprenderlo.
Acciones
Lista abierta para aprender
Imprimir la lista como
flashcards
Exportar lista como archivo de texto
Duits
Nederlands
atmen
=
ademhalen
schneiden
=
knippen / snijden
sterben
=
sterven / overlijden
waschen
=
wassen
dann
=
dan (met nadruk)
Kommst du morgen? Ja / da komm ich.
=
Kom je morgen? Ja / dán kom ik.
denn
=
dan (zonder nadruk)
Ein Unfall? Was ist denn passiert?
=
Een ongeluk? Wat is er dan gebeurd?
nackt
=
naakt
der Arm
=
de arm
die Arme
=
de armen
das Auge
=
het oog
die Augen
=
de ogen
der Bauch
=
de buik
das Bein
=
het been
die Beine
=
de benen
die Brust
=
de borst
die Faust
=
de vuist
die Fäuste
=
de vuisten
der Finger
=
de vinger
die Finger
=
de vingers
der Fuß
=
de voet
die Füße
=
de voeten
das Gehirn
=
de hersenen
der Hals
=
de keel / de hals
die Hand
=
de hand
die Hände
=
de handen
die Haut
=
de huid
das Herz
=
het hart
das Knie
=
de knie
die Knie
=
de knieën
der Knochen
=
het bot
die Knochen
=
de botten
der Kopf
=
het hoofd
der Körper
=
het lichaam
der Magen
=
de maag
der Mund
=
de mond
der Muskel
=
de spier
die Muskeln
=
de spieren
die Nase
=
de neus
der Nerv
=
de zenuw
die Nerven
=
de zenuwen
das Ohr
=
het oor
die Ohren
=
de oren
der Rücken
=
de rug
die Schulter
=
de schouder
die Schultern
=
de schouders
die Stimme
=
de stem
die Stim
=
het voorhoofd
der Zahn
=
de tand / de kies
die Zähne
=
de tanden / de kiezen
die Zunge
=
de tong