Wozzol

Por favor, compruebe si la lista de vocabulario es correcta antes de aprenderlo.

  • Duits Nederlands
  • toll = gaaf / tof / mooi / leuk
  • jetzt = nu
  • auch = ook
  • aber = maar
  • und = en
  • gut = goed
  • wie weit = hoe ver
  • wie lange = hoe lang
  • brauchen / ich brauche = nodig hebben / ik heb ... nodig
  • abholen / ich hole ... ab = ophalen / ik haal ... op
  • ankommen / ich komme an = aankomen / arriveren / ik kom aan
  • einsteigen / ich steige ein = instappen / ik stap in
  • umsteigen / ich steige um = overstappen / ik stap over
  • suchen / ich suche = zoeken / ik zoek
  • zeigen / ich zeige = laten zien / ik laat ... zien
  • in der Nähe von = in de buurt van
  • zu Hause sein = thuis zijn
  • nach Hause kommen = thuis komen
  • Österreich = Oostenrijk
  • die Schweiz = Zwitserland
  • Deutschland = Duitsland
  • das Auto = de auto
  • die Autobahn = de snelweg
  • der Bahnhof = het station
  • der Bus = de bus
  • das Handy = het mobieltje
  • die Reise = de reis
  • der Verkehr = het verkeer
  • der Zug = de trein