ES
EN
NL
FR
DE
IT
Aprender vocabulario
Sugerencias
Método de estudio
Inicio
Wozzol
Sugerencias
Método de estudio
Listas de vocabulario
Noticias
Aprender vocabulario
Si desea aprender más vocabulario en un idioma extranjero, háganoslo saber.
Póngase en contacto con nosotros
Lista de vocabulario
Listas de vocabulario
Duits
TrabiTour
vwo 3e editie
1 vwo
Textbuch B, Kapitel 6.A
Por favor, compruebe si la lista de vocabulario es correcta antes de aprenderlo.
Acciones
Lista abierta para aprender
Imprimir la lista como
flashcards
Exportar lista como archivo de texto
Duits
Nederlands
Taschengeld bekommen
=
zakgeld krijgen
Kleidergeld kriegen
=
kleedgeld krijgen
einen Nebenjob haben
=
een baantje hebben
Zeitungen austragen
=
een krantenwijk hebben
auf Kinder aufpassen
=
op kinderen passen
ein eigenes Konto haben
=
een eigen rekening hebben
ausreichen
=
voldoende zijn
Das Geld reicht nicht aus.
=
Het geld is niet voldoende.
Geld ausgeben führ
=
geld uitgeven aan
Geld borgen
=
geld lenen
zurückbezahlen
=
terugbetalen
mit Geld umgehen können
=
met geld kunnen omgaan
einkaufen gehen
=
boodschappen doen
einen Einkaufsbummel machen
=
gaan winkelen
betragen
=
bedragen
(be)zahlen
=
betalen
(an)bieten
=
(aan)bieden
kaufen
=
kopen
kosten
=
kosten
klauen
=
jatten
stehlen
=
stelen
billig
=
goedkoop
erhältlich
=
verkrijgbaar
finanziell
=
financieel
genug
=
genoeg
geöffnet
=
geopend
geschlossen
=
gesloten
kostenlos / umsonst
=
gratis
preiswert / preisgünstig
=
voordelig
teuer
=
duur
ungefähr
=
ongeveer
der Bäcker
=
de bakker
der Blumenladen
=
de bloemenwinkel
die Drogerie
=
de drogist
die Einkaufsliste
=
de boodschappenlijst
das Einkaufszentrum
=
het winkelcentrum
der Euro
=
de euro
der Fleischer / der Metzger (in Zuid-Duitsland)
=
de slager
der Franken
=
de (Zwitserse) franc
der Friseur
=
de kapper
die Gebrauchsanweisung
=
de gebruiksaanwijzing
das Kaufhaus
=
het warenhuis
der Laden
=
de winkel
die Läden
=
de winkels
das Material
=
het materiaal
die Materialien
=
de materialen
der Preis
=
de prijs
die Preise
=
de prijzen
die Schlange
=
de rij (bij de kassa)
der Schuhladen
=
de schoenenwinkel
das Sportgeschäft
=
de sportzaak
der Supermarkt
=
de supermarkt
die Supermärkte
=
de supermarkten
die Zeitschrift
=
het tijdschrift
die Zeitschriften
=
de tijdschriften