Wozzol

Por favor, compruebe si la lista de vocabulario es correcta antes de aprenderlo.

  • Duits Nederlands
  • einschalten = inschakelen (machine)
  • absagen = afzeggen
  • versprechen = beloven
  • das verspreche ich dir! = dat beloof ik je!
  • sich freuen = blij zijn/ blij maken
  • das freut mich = dat doet me plezier
  • ausrichten = een boodschap doorgeven
  • ich richte es aus = ik zal het doorgeven
  • sich beschweren über = klagen over / een klacht indienen over
  • führen = leiden
  • sollen = (zou) moeten
  • Bescheid sagen = op de hoogte brengen
  • speichern = opslaan (op computer)
  • übernehmen = overnemen/ op zich nemen
  • zurückrufen = terugbellen
  • verschieben = verschuiven / uitstellen
  • funktionieren = werken (van een apparaat)
  • löschen = wissen / "deleten"
  • sich kümmern um = zich bezighouden met / zorgen voor
  • weiterhin = zoals vroeger / zoals voorheen
  • woher = waar…vandaan?
  • wohin = waarheen?/ waar naartoe?