Wozzol

Por favor, compruebe si la lista de vocabulario es correcta antes de aprenderlo.

  • Duits Nederlands
  • das Frühstück = het ontbijt
  • das Mittagessen = het middageten
  • das Abendbrot = het avondeten
  • das Brot = het brood
  • das Brötchen = het bolletje
  • der Kuchen = het gebak
  • der Käse = de kaas
  • die Wurst = de worst
  • der Orangensaft = de jus d’orange
  • die Marmelade = de jam
  • der Honig = de honing
  • das Ei = het ei
  • die Milch = de melk
  • der Kaffee = de koffie
  • der Tee = de thee
  • der Tisch = de tafel
  • essen = eten
  • trinken = drinken
  • schmecken = smaken
  • frühstücken = ontbijten
  • lecker = lekker
  • gesund = gezond
  • schlecht = slecht
  • groß = groot
  • klein = klein
  • wichtig = belangrijk
  • süß = zoet, schattig
  • fröhlich = vrolijk
  • meistens = meestal
  • manchmal = soms
  • schon = al, wel
  • es gibt = er is / er zijn