ES
EN
NL
FR
DE
IT
Aprender vocabulario
Sugerencias
Método de estudio
Inicio
Wozzol
Sugerencias
Método de estudio
Listas de vocabulario
Noticias
Aprender vocabulario
Si desea aprender más vocabulario en un idioma extranjero, háganoslo saber.
Póngase en contacto con nosotros
Lista de vocabulario
Listas de vocabulario
Duits
TrabiTour
vwo 2e editie
Arbeitsbuch D, Kapitel 12, Aufgabe 3.3
Por favor, compruebe si la lista de vocabulario es correcta antes de aprenderlo.
Acciones
Lista abierta para aprender
Imprimir la lista como
flashcards
Exportar lista como archivo de texto
Duits
Nederlands
der Ski / -er
=
de ski
der Skiurlaub
=
de skivakantie
Ski fahren
=
skiën
Snowboard fahren, snowboarden
=
snowboarden
Schlittschuh laufen
=
schaatsen
der Skianzug / ¨-e
=
het skipak
der Schnee
=
de sneeuw
schneien
=
sneeuwen
der Unfall / ¨-e
=
het ongeluk
die Leistung / -en
=
de prestatie
der Sessellift
=
de stoeltjeslift
der Schlepplift
=
de sleeplift
der Pass / ¨-e
=
de pas
die Piste
=
de piste
der Zuschauer /
=
de toeschouwer
der Gletscher
=
de gletsjer
die Umwelt
=
het milieu
der Umweltschutz
=
de milieubescherming
das Wetter
=
het weer
es friert
=
het vriest
der Regen
=
de regen
bewölkt
=
bewolkt
das Glatteis
=
de ijzel
der Nebel
=
de mist
neblig
=
mistig
heiter
=
helder, onbewolkt
der Frost
=
de vorst
das Gewitter
=
het onweer
die Enttäuschung
=
de teleurstelling
der Meter /
=
de meter
der Kilometer /
=
de kilometer
der Zentimeter
=
de centimeter
das Ziel
=
het doel (niet van voetbal!); de finish
weitermachen
=
doorgaan
(aus)reichen
=
voldoende zijn
sicher
=
veilig
fertig
=
klaar
gerade
=
juist, net
schrecklich
=
verschrikkelijk
enttäuscht
=
teleurgesteld
eifersüchtig
=
jaloers
höfl ich
=
beleefd
anstrengend
=
vermoeiend, inspannend
komisch
=
vreemd; komisch
heuer
=
dit jaar (Oostenrijks)
oben
=
boven(aan)
unten
=
onder(aan)
vorn(e)
=
vooraan
hinten
=
achteraan