ES
EN
NL
FR
DE
IT
Aprender vocabulario
Sugerencias
Método de estudio
Inicio
Wozzol
Sugerencias
Método de estudio
Listas de vocabulario
Noticias
Aprender vocabulario
Si desea aprender más vocabulario en un idioma extranjero, háganoslo saber.
Póngase en contacto con nosotros
Lista de vocabulario
Listas de vocabulario
Duits
Malmberg
Na Klar!
Na Klar2-3kgt
Naklar2-3kgt-K1-DN
Por favor, compruebe si la lista de vocabulario es correcta antes de aprenderlo.
Acciones
Lista abierta para aprender
Imprimir la lista como
flashcards
Exportar lista como archivo de texto
Duits
Nederlands
außerdem
=
bovendien / daarnaast
die Insel
=
het eiland
künstlich
=
kunstmatig
die Landwirtschaft
=
de landbouw
die Lösung
=
de oplossing
der Meeresspiegel
=
de zeespiegel
die Regierung
=
de regering / de overheid
riesig
=
reusachtig / enorm
schützen
=
beschermen
statt
=
in plaats van
die Umwelt
=
het milieu
zum Beispiel
=
bijvoorbeeld
Die Decke
=
het plafond
der Duft
=
de geur
das Erdbeben
=
de aardbeving
eröffnen
=
openen
fühlen
=
voelen
gleichzeitig
=
tegelijkertijd / tegelijk / gelijktijdig
riechen
=
ruiken
zeigen
=
laten zien / tonen
der Zuschauer
=
de toeschouwer
der Anfänger
=
de beginner
dürfen
=
mogen
der Führerschein
=
het rijbewijs
der Nachteil
=
het nadeel
die Neuigkeit
=
het nieuwtje
überlegen
=
nadenken
das Fach
=
het vak
die Fächer
=
de vakken
fehlen
=
afwezig zijn / ontbreken
es gibt
=
er is / er zijn
der Grund
=
de reden / de oorzaak
schwänzen
=
spijbelen
der Unterricht
=
de les / het onderwijs
der Unterschied
=
het verschil / het onderscheid
ausverkauft
=
uitverkocht
der Durchbruch
=
de doorbraak
der Erfolg
=
het succes
das Fernsehen
=
de televisie / de tv
der Gegensatz
=
de tegenstelling
der Künstler
=
de kunstenaar
mittlerweile
=
inmiddels / ondertussen
die Muttersprache
=
de moedertaal
etwas schaffen
=
lukken / voor elkaar krijgen / iets maken
schlimm
=
erg
zwar
=
weliswaar
gekocht
=
gekookt
gewiss
=
bepaald / zeker
der Imbiss
=
de snack
die Imbissbude
=
de snackbar
ins Besondere
=
vooral / in het bijzonder
der Metzger
=
de slager
das Sauerkraut
=
de zuurkool
der Senf
=
de mosterd
schalten
=
schakelen / overschakelen
unterschiedliche
=
verschillende / diverse
die Wurstarten
=
de soorten worst / worstsoorten
Das ist mir wurst.
=
Het maakt me niet uit. / Dat zal me worst wezen.
die Autobahnraststätte
=
het wegrestaurant
beschäftigt
=
beziggehouden
bewirtschaften
=
leiden
das Butterschmalz
=
de bakboter
daher
=
daarom / vandaar
der Enkel
=
de kleinzoon
die Erfrischungsgetränke
=
de frisdranken
genau
=
precies
gern geschehen
=
graag gedaan
der Geschmack
=
de smaak
die Gewürze
=
de kruiden
glaubwürdig
=
geloofwaardig
halten von
=
vinden van
hassen
=
haten
die Inhaberin
=
de eigenares
jemals
=
ooit
die Knoblauchzehe
=
het teentje knoflook
das Kriegsende
=
einde van de oorlog
der Kunde
=
de klant
das Rind
=
het rund
das Salz
=
het zout
schneiden
=
snijden
geschnitten
=
gesneden
sich fürchten vor
=
bang zijn voor / is bang voor
die Soße
=
de saus
stinklangweilig
=
oervervelend / stomvervelend
das Tomatenmark
=
de tomatenpuree
das Wochenende
=
het weekeinde / het weekend
wunderschön
=
prachtig / wonderschoon
die Wurstbude
=
het worstkraampje
der Zuhörer
=
de luisteraar
zumachen
=
sluiten / gesloten
die Zwiebel
=
de ui
der Aberglauben
=
het bijgeloof
ansonsten gilt
=
verder geldt
sich beziehen auf
=
betrekking hebben op / hebben betrekking op
brauchen
=
nodig hebben / hebben nodig
fehlerfrei
=
zonder fouten / foutloos
haften für den Schaden
=
opkomen voor de schade
herausfinden
=
ontdekken / uitvinden
der Hinweis
=
de aanwijzing / tip
hinweisen auf
=
duiden op / wijzen op
nachweisen
=
bewijzen
nur
=
enkel / slechts
schwer
=
moeilijk / zwaar
unzumutbar
=
niet te verdragen
veranstalten
=
organiseren
verursachen
=
veroorzaken
der Wissenschaftler
=
de wetenschapper