ES
EN
NL
FR
DE
IT
Aprender vocabulario
Sugerencias
Método de estudio
Inicio
Wozzol
Sugerencias
Método de estudio
Listas de vocabulario
Noticias
Aprender vocabulario
Si desea aprender más vocabulario en un idioma extranjero, háganoslo saber.
Póngase en contacto con nosotros
Lista de vocabulario
Listas de vocabulario
Duits
Malmberg
Na Klar!
Na Klar4-4h
Naklar4-4h-K6-DN (Nieuw)
Por favor, compruebe si la lista de vocabulario es correcta antes de aprenderlo.
Acciones
Lista abierta para aprender
Imprimir la lista como
flashcards
Exportar lista como archivo de texto
Duits
Nederlands
anfangen
=
beginnen
Bock haben
=
zin hebben
die Enttäuschung
=
de teleurstelling
erwachsen
=
volwassen
die Erziehung
=
de opvoeding
fertig
=
klaar
heimlich
=
stiekem
der Kampf
=
het gevecht
der Krach
=
de ruzie
der Kummer
=
het verdriet
abhängen
=
chillen
allerdings
=
echter
sich anlegen mit / sich mit anlegen
=
ruzie maken met
ehrgeizig
=
ambitieus
der Haushalt
=
het huishouden
der Kopf
=
het hoofd
leicht fallen
=
gemakkelijk zijn
die Mathe
=
de wiskunde
nachgeben
=
toegeven
das Schlagzeug
=
het drumstel
später
=
later
die Vorstellung
=
het idee
sich zeigen
=
blijken
ziemlich
=
tamelijk
weiter
=
verder
anfällig
=
gevoelig
anmachen
=
versieren
der Aufenthalt
=
het verblijf
auswerten
=
analyseren
die Daten
=
de gegevens
die Fähigkeit
=
de vaardigheid
fahnden nach
=
speuren naar
trügerisch
=
bedrieglijk
sich verabschieden
=
afscheid nehmen
sich verlassen auf / sich auf verlassen
=
vertrouwen op
die Auflage
=
de voorwaarde
ist mir egal
=
maakt mij niet uit
einsteigen
=
instappen
ersehnen
=
verlangen naar
der Führerschein
=
het rijbewijs
klingeln
=
aanbellen
sich leisten
=
zich veroorloven
mittlerweile
=
ondertussen
der Nebenjob
=
de bijbaan
die Praxis
=
de praktijk
sammeln
=
opdoen
senken
=
laten zakken
die Unabhängigkeit
=
de onafhankelijkheid
verpassen
=
missen
zahlen
=
betalen
die Angst
=
de vrees
aufhören
=
stoppen
falsch
=
fout
das Fenster
=
het raam
frech
=
brutaal
langweilig
=
saai
das Taschengeld
=
het zakgeld
umziehen
=
verhuizen
weiblich
=
vrouwelijk
zuhören
=
luisteren
austauschen
=
verwisselen
der Bezirk
=
de wijk
draußen
=
buiten
erhöhen
=
verhogen
sich gewöhnen an / sich an gewöhnen
=
wennen aan
mitunter
=
af en toe
nachvollziehen
=
begrijpen
reizen
=
aantrekkelijk lijken
das Salz
=
het zout
die Schicht
=
de laag
unmittelbar
=
meteen
die Unterhaltung
=
het plezier
die Veranstaltung
=
het evenement
weltweit
=
in de hele wereld
wirklich
=
echt
der Anlass
=
de aanleiding
der Anspruch
=
het recht
belegen
=
bewijzen
beleuchten
=
belichten
die Ehe
=
het huwelijk
erforschen
=
onderzoeken
sich erweisen
=
blijken te zijn
die Forderung
=
de eis
heißen
=
betekenen
das Mal
=
de keer
neuerdings
=
sinds kort
nutzen
=
gebruiken
speichern
=
opslaan
verlangen
=
eisen
der Vorwurf
=
het verwijt