Wozzol

Por favor, compruebe si la lista de vocabulario es correcta antes de aprenderlo.

  • Duits Nederlands
  • der Ausflug = het uitstapje
  • der Eiswürfel = het ijsblokje
  • das Gummi = het elastiekje
  • jemals = ooit
  • pünktlich = op tijd
  • die Schmerzen = de pijn
  • spätestens = uiterlijk
  • die Übung = de oefening
  • weich / leise = zacht
  • das Wetter = het weer
  • fehlen = ontbreken
  • der Jugendliche = de jongere
  • das Konto = de bankrekening
  • der Mülleimer = de vuilnisbak
  • die Pfandflasche = de statiegeldfles
  • übel = misselijk
  • umsonst = gratis
  • verzichten auf = afzien van
  • die Zutaten = de ingrediënten
  • zuverlässig = betrouwbaar
  • der Ausweis = de identiteitskaart
  • im Durchschnitt = gemiddeld
  • einfach = gewoon
  • etwa = ongeveer
  • sich herausstellen = blijken
  • süchtig = verslaafd
  • süß = schattig
  • trotz = ondanks
  • die Umfrage = de enquête
  • ebenfalls = ook
  • erhalten = ontvangen
  • die Frisur = het kapsel
  • grundsätzlich = principieel
  • hässlich = lelijk
  • lässig = nonchalant
  • der Rabatt = de korting
  • riesig = reusachtig
  • der Stiefel = de laars
  • die Tüte = het zakje