Wozzol

Por favor, compruebe si la lista de vocabulario es correcta antes de aprenderlo.

  • Duits Nederlands
  • zu Hause = thuis
  • frühstücken = ontbijten
  • aufstehen = opstaan
  • einsteigen = instappen
  • der Unterricht = de les
  • der Anruf = het belletje
  • mies = beroerd
  • der Ärger = de irritatie
  • das Verhalten = het gedrag
  • sauer = kwaad
  • der Streit = de ruzie
  • anstrengend = vermoeiend
  • recht haben = gelijk hebben
  • erlauben = toestaan
  • Sich irren = zich vergissen