Wozzol

Por favor, compruebe si la lista de vocabulario es correcta antes de aprenderlo.

  • Duits Nederlands
  • der Hurrikan = de orkaan
  • gefährlich = gevaarlijk
  • die Kategorie = de categorie
  • die Durchschnittswindgeschwindigkeit = de gemiddelde windsnelheid
  • km/h = km/u
  • die Böen = de hevige windstoot
  • rund = rond
  • die Karibikinseln = de Caribische Eilanden
  • vorwärts = vooruit
  • mittelamerikanisch = Midden-Amerikaans
  • die Region = de regio
  • die Halbinsel = het schiereiland
  • befürchten = vrezen
  • die Kraft = de kracht
  • zunehmen = stijgen
  • heftig = hevig
  • hinwegfegen = wegvagen
  • um Leben kommen = om het leven komen
  • bergig = bergachtig
  • der Erdrutsch = de aardverschuiving
  • auslösen = uitlokken
  • die Ortschaft = de plaats
  • zerstören = vernietigen
  • ähnlich = lijkend op
  • der Experte = de deskundige
  • der Wetterdienst = de meteorologische dienst
  • zufolge = veroorzaakt door
  • die Industrie- und Handelskammer = de Kamer van Industrie- en Koophandel
  • die Handwerkskammer = de overkoepelende organisatie voor alle KVK's voor de ambachten
  • hätten = zou hebben
  • wären = zou zijn
  • fast = bijna
  • das Vorjahr = het vorige jaar
  • der höchste Stand = de hoogste stand
  • die Wiedervereinigung = de hereniging
  • der Präsident = de president
  • die Chance = de kans
  • erstmals = voor het eerst
  • eine Lücke füllen = in een leemte voorzien
  • die Lehrstelle = de plaats als leerjongen
  • äußern = tot uiting brengen
  • zuversichtlich = vol vertrouwen
  • unterschreiben = ondertekenen
  • der Zeitpunkt = het tijdstip
  • der Wechsel = de wissel
  • örtlichen = plaatselijk
  • andauernd = aanhoudend
  • vereinzelt = soms al hier en daar
  • die Höchsttemperatur = de maximumtemperatuur
  • zähflüssiger Verkehr = de stroeve verkeer
  • die Bauarbeiten = de bouwwerkzaamheden
  • die Spur = de rijbaan
  • die Behinderung = de hinder
  • der Terminkalender = de agenda
  • jjemandem Grüße ausrichten = iemand groeten overbrengen
  • der Nachfolger = de opvolger
  • der Bezirk = de wijk
  • behilflich sein = behulpzaam zijn
  • unbedingt = per se
  • die Auftragsbestätigung = de orderbevestiging
  • meistens = meestal
  • im Allgemeinen = over het algemeen