ES
EN
NL
FR
DE
IT
Aprender vocabulario
Sugerencias
Método de estudio
Inicio
Wozzol
Sugerencias
Método de estudio
Listas de vocabulario
Noticias
Aprender vocabulario
Si desea aprender más vocabulario en un idioma extranjero, háganoslo saber.
Póngase en contacto con nosotros
Lista de vocabulario
Listas de vocabulario
Duits
ThiemeMeulenhoff
ZugSpitze
HAVO - Leerjaar 2 - 1e editie
HAVO 2 – Schritt 1-5
Por favor, compruebe si la lista de vocabulario es correcta antes de aprenderlo.
Acciones
Lista abierta para aprender
Imprimir la lista como
flashcards
Exportar lista como archivo de texto
Duits
Nederlands
der Anschluss
=
de aansluiting
die Anschlüsse
=
de aansluitingen
der Aufzug
=
de lift
der Ausgang
=
de uitgang
der Bahnsteig
=
het perron
bleiben
=
blijven
der Bus
=
de bus
die Busse
=
de bussen
dauern
=
duren
die Durchsage
=
de omroep
der Eingang
=
de ingang
einsteigen
=
instappen
die Fahrkarte
=
het ticket
die Fahrkarten
=
de tickets
der Fahrplan
=
het reisschema
die Fahrpläne
=
de reisschema's
der Flug
=
de vlucht
die Flüge
=
de vluchten
der Flughafen
=
de luchthaven
das Flugzeug
=
het vliegtuig
die Flugzeuge
=
de vliegtuigen
die Fundsachen
=
de gevonden voorwerpen
das Gepäck
=
de bagage
halten
=
stoppen
jetzt
=
nu
der Koffer
=
de koffer
die Koffer
=
de koffers
plötzlich
=
plotseling
praktisch
=
handig
pünktlich
=
op tijd
der Schalter
=
het loket
sofort
=
meteen
umsteigen
=
overstappen
die Verspätung
=
de vertraging
der Norden, im Norden
=
het noorden, in het noorden
der Osten, im Osten
=
het oosten, in het oosten
der Süden, im Süden
=
het zuiden, in het zuiden
der Westen, im Westen
=
het westen, in het westen
berühmt
=
beroemd
böse
=
boos
deshalb
=
daarom
die Erfahrung
=
de ervaring
das Ergebnis
=
de uitslag
die Ergebnisse
=
de uitslagen
fast
=
bijna
fehlen
=
ontbreken
gefährlich
=
gevaarlijk
gewinnen
=
winnen
das Glück
=
het geluk
gratulieren
=
feliciteren
gültig
=
geldig
hoffentlich
=
hopelijk
langsam
=
langzaam
die Mannschaft
=
het team
die Mannschaften
=
de teams
nervös
=
zenuwachtig
spannend
=
spannend
sportlich
=
sportief
trainieren
=
trainen
das Training
=
de training
üben
=
oefenen
der Unfall
=
het ongeluk
die Unfälle
=
de ongelukken
der Verein
=
de vereniging
die Vereine
=
de verenigingen
verlieren
=
verliezen
weil
=
omdat
der Wettbewerb
=
de wedstrijd
die Wettbewerbe
=
de wedstrijden
wiederholen
=
herhalen
vorgestern
=
eergisteren
gestern
=
gisteren
heute
=
vandaag
morgen
=
morgen
übermorgen
=
overmorgen