ES
EN
NL
FR
DE
IT
Aprender vocabulario
Sugerencias
Método de estudio
Inicio
Wozzol
Sugerencias
Método de estudio
Listas de vocabulario
Noticias
Aprender vocabulario
Si desea aprender más vocabulario en un idioma extranjero, háganoslo saber.
Póngase en contacto con nosotros
Lista de vocabulario
Listas de vocabulario
Duits
ThiemeMeulenhoff
ZugSpitze
VWO - Leerjaar 3 - 1e editie
VWO 3 - Schritt 45-52
Por favor, compruebe si la lista de vocabulario es correcta antes de aprenderlo.
Acciones
Lista abierta para aprender
Imprimir la lista como
flashcards
Exportar lista como archivo de texto
Duits
Nederlands
berühmt
=
beroemd
der Erwachsene
=
de volwassene
die Erwachsenen
=
de volwassenen
der Fehler
=
de fout
die Fehler
=
de fouten
der Fernseher
=
de televisie
jemand
=
iemand
klar / deutlich
=
duidelijk
klug
=
slim
komisch
=
raar
der Krimi
=
de misdaadfilm
die Krimis
=
de misdaadfilms
leer
=
leeg
möglich
=
mogelijk
der Moment
=
het moment
im Moment
=
op het moment
neu
=
nieuw
das Radio
=
de radio
im Radio
=
op de radio
reden
=
praten
reich
=
rijk
selbstständig
=
zelfstandig
die Sendung
=
de uitzending
die Sendungen
=
de uitzendingen
sich verlieben in +4
=
verliefd worden op
sicher
=
zeker
stören
=
storen
sich streiten
=
ruzie maken
stressig
=
zwaar, belastend
der Tisch
=
de tafel
die Tische
=
de tafels
der Traum
=
de droom
die Träume
=
de dromen
träumen
=
dromen
traurig
=
triest, verdrietig
die Tür
=
de deur
die Türen
=
de deuren
verschieben
=
verplaatsen
weinen
=
huilen
wenigstens
=
tenminste
der Sänger
=
de zanger
die Sänger
=
de zangers
der Schauspieler
=
de acteur
die Schauspieler
=
de acteurs
ändern
=
veranderen
der Anruf
=
het telefoontje
die Antwort
=
het antwoord
die Antworten
=
de antwoorden
ausruhen
=
uitrusten
der Bekannte
=
de kennis
die Bekannten
=
de kennissen
bestätigen
=
bevestigen
der Besuch
=
het bezoek
der Buchstabe
=
de letter
die Buchstaben
=
de letters
buchstabieren
=
spellen
dass
=
dat (voegwoord)
dick
=
dik
dünn
=
dun
gefährlich
=
gevaarlijk
gegenüber
=
tegenover
gesund
=
gezond
die Gesundheit
=
de gezondheid
das Krankenhaus
=
het ziekenhuis
die Krankenhäuser
=
de ziekenhuizen
die Lösung
=
de oplossing
die Lösungen
=
de oplossingen
recht haben
=
gelijk hebben
schaffen
=
lukken
Du schaffst das.
=
Het lukt je.
schimpfen
=
schelden
die Schmerzen
=
de pijn
schwach
=
zwak
stark
=
sterk
die Tablette
=
het pilletje
die Tabletten
=
de pilletjes
telefonieren
=
bellen
der Unfall
=
het ongeluk
die Unfälle
=
de ongelukken
vergessen
=
vergeten
vergleichen
=
vergelijken
der Cousin
=
de neef (zoon van oom of tante)
die Cousine
=
de nicht (dochter van oom of tante)
der Enkel
=
de kleinzoon
die Enkelin
=
de kleindochter
der Großvater
=
de grootvader
die Großmutter
=
de grootmoeder
der Onkel
=
de oom
die Tante
=
de tante