ES
EN
NL
FR
DE
IT
Aprender vocabulario
Sugerencias
Método de estudio
Inicio
Wozzol
Sugerencias
Método de estudio
Listas de vocabulario
Noticias
Aprender vocabulario
Si desea aprender más vocabulario en un idioma extranjero, háganoslo saber.
Póngase en contacto con nosotros
Lista de vocabulario
Listas de vocabulario
Duits
ThiemeMeulenhoff
Salzgitter Heute
3 bands 3 havo
02 Kapital 12
Por favor, compruebe si la lista de vocabulario es correcta antes de aprenderlo.
Acciones
Lista abierta para aprender
Imprimir la lista como
flashcards
Exportar lista como archivo de texto
Duits
Nederlands
die Schwester
=
de zus
verliebt
=
verliefd
sicher
=
zeker
heiraten
=
trouwen
aufregend
=
spannend
der Blick
=
het uitzicht
wohl
=
wel / vermoedelijk / wel, vermoedelijk
die Führung
=
de rondleiding
schwindelfrei
=
vrij van hoogtevrees
weiche Knie bekommen
=
knikkende knieën krijgen
die Bücherei
=
de bibliotheek
sich besorgen
=
halen / kopen / halen, kopen
beschreiben
=
beschrijven
die Kuppel
=
de koepel
sehenswert
=
bezienswaardig
die Leiche
=
het lijk
verlieren
=
verliezen
der Zeitschriftenhändler
=
het verkooppunt van tijdschriften
unbedingt
=
beslist
der Ausverkauf
=
de uitverkoop
die Innenstadt
=
het stadscentrum
das Fass
=
het vat
obwohl
=
hoewel
wochentags
=
doordeweeks
feiertags
=
op feestdagen
geschichtlich
=
historisch
der Kronprinz
=
de kroonprins
verlängern
=
verlengen
vorverlegen
=
naar een vroegere tijd verplaatsen
spazieren
=
wandelen
bezeichnen
=
aanduiden / noemen / aanduiden, noemen
der Veranstaltungsort
=
het evenemententerrein
verlassen
=
verlaten
abraten
=
afraden
das Fahrgeschäft
=
de kermisattractie
die Hochschaubahn
=
de achtbaan
das Gespenst
=
het spook
die Gespenster
=
de spoken
das Geisterschloss
=
het spookhuis
das Riesenrad
=
het reuzenrad
die Pflicht
=
de plicht
die Veranstaltung
=
het evenement
die Veranstaltungen
=
de evenementen
der Einzug
=
de intocht
der Wirt
=
de kroegbaas
die Wirte
=
de kroegbazen
Beachvolleyball spielen
=
beachvolleyballen
babysitten
=
oppassen
unternehmen
=
ondernemen
die Silvesterparty
=
het feestje op oudejaarsavond
Schieß los!
=
Vertel eens!
das Getränk
=
de drank
die Getränke
=
de drankjes
das Häppchen
=
het hapje
die Häppchen
=
de hapjes
die Morgenstunde
=
het ochtenduur
die Morgenstunden
=
de ochtenduren
der Stadtbummel
=
de wandeling door de stad
gemütlich
=
gezellig
Ostern
=
Pasen
die Spitzenstimmung
=
de te gekke sfeer
der Artikel
=
het artikel
die Artikel
=
de artikelen
der Einkaufsbummel
=
de wandeling langs de winkels
der Wahnsinn
=
de waanzin
der Amateurverein
=
de amateurvereniging
die Amateurvereine
=
de amateurverenigingen
der Streithahn
=
de ruziemaker
die Streithähne
=
de ruziemakers
furchtbar
=
vreselijk
sich benehmen
=
zich gedragen
reinlassen
=
naar binnen laten
zum Glück
=
gelukkig
übermütig
=
overmoedig
die Begleitung
=
de begeleiding
erlauben
=
toestaan / goed vinden / toestaan, goed vinden
dankbar sein
=
dankbaar zijn
mitgehen
=
meegaan
da vorne
=
daarginds
der Türsteher
=
de uitsmijter
die Partystimmung
=
de feeststemming
Gute Unterhaltung!
=
Veel plezier!
der Blödmann
=
de stommerd
die Blödmänner
=
de stommerds
sich verstehen
=
met elkaar kunnen opschieten
verschieden
=
verschillend
der Verräter
=
de verrader
die Verräter
=
de verraders
widerlich
=
walgelijk
scheinheilig
=
schijnheilig
die Viertelstunde
=
het kwartier
einen Film erwischen
=
een film halen
an der Reihe sein
=
aan de beurt zijn
die Tomatenscheibe
=
het schijfje tomaat
die Tomatenscheiben
=
de schijfjes tomaat
saftig
=
sappig
die Birne
=
de peer
die Birnen
=
de peren
die Banane / die Bananen
=
de banaan
reif
=
rijp
insgesamt
=
samen / in totaal / samen, in totaal
der Liter
=
de liter
der Zwieback
=
de beschuit
das Gramm
=
het gram
die Sorte
=
het soort
die Sorten
=
de soorten
das Pfund
=
het pond
das Hackfleisch
=
het gehakt
das Rosinenbrötchen
=
de krentenbol
die Rosinenbrötchen
=
de krentenbollen
das Kotelett
=
de karbonade
die Koteletts
=
de karbonades
der Teufel
=
de duivel
der Kreis
=
de kring
schützen
=
beschermen
veranstalten
=
organiseren
verschwinden
=
verdwijnen
die Peitsche
=
de zweep
die Peitschen
=
de zwepen
Streiche spielen
=
streken uithalen
sich erinnern
=
zich herinneren
die Beziehung
=
de relatie
verstecken
=
verstoppen
vertauschen
=
verwisselen
streichen
=
smeren
der Rasierschaum
=
het scheerschuim
das Holz
=
het hout
der Ziegelstein
=
de baksteen
die Ziegelsteine
=
de bakstenen
das Opfer
=
het slachtoffer
die Opfer
=
de slachtoffers
das Klopapier
=
het toiletpapier
der Aufkleber
=
de sticker
die Stoßstange
=
de bumper
der Sonderpreis
=
de aanbieding
die Schnur
=
het touw
die Türklinke
=
de deurklink