Team Deutsch - Deel 2

Woordenlijsten Team Deutsch deel 2

Hier vind je de woordenlijsten van Team Deutsch van Intertaal.

Leer de woordjes makkelijk met Wozzol.

Por favor, compruebe si la lista de vocabulario es correcta antes de aprenderlo.

  • Duits Nederlands
  • der Körper = het lichaam
  • der Körperteil = het lichaamsdeel
  • der Kopf = het hoofd
  • das Ohr = het oor
  • die Nase = de neus
  • der Mund = de mond
  • der Hals = de hals
  • die Brust = de borst
  • der Rücken = de rug
  • der Bauch = de buik
  • der Arm = de arm
  • die Hand = de hand
  • das Bein = het been
  • der Fuß = de voet
  • die Sportart = de tak van sport
  • der Handball = het handbal
  • das Schach = het schaakspel
  • das Schwimmen = het zwemmen
  • das Brustschwimmen = de schoolslag
  • das Rückenschwimmen = de rugslag
  • der Weitsprung = het verspringen
  • springen = springen
  • besser = beter
  • die Verletzung = de blessure
  • sich verletzen = zich blesseren
  • Sport treiben = sport beoefenen / aan sport doen
  • der Verein = de vereniging
  • regelmäßig = regelmatig
  • tun = doen
  • Was tust du für die Gesundheit? = Wat doe jij voor je gezondheid?
  • zufrieden = tevreden
  • das Joggen = het joggen
  • das Inlineskaten = het inlineskaten
  • das Snowboarden = het snowboarden
  • der Muskel = de spier
  • der Muskelkater = de spierpijn
  • ohne = zonder
  • Ohne Sport fühle ich mich nicht gut. = Zonder sport voel ik me niet lekker.
  • dass = dat
  • denken = denken / geloven
  • Ich denke, dass Schwimmen gesund ist. = Ik geloof dat zwemmen gesund is.
  • meinen = menen
  • hoffen = hopen
  • glauben = geloven