Team Deutsch - Deel 2

Woordenlijsten Team Deutsch deel 2

Hier vind je de woordenlijsten van Team Deutsch van Intertaal.

Leer de woordjes makkelijk met Wozzol.

Por favor, compruebe si la lista de vocabulario es correcta antes de aprenderlo.

  • Duits Nederlands
  • die Vorbereitung = de voorbereiding
  • weihnachtlich = kerst-
  • schmücken + A = versieren
  • das Plätzchen = het koekje
  • die Stimmung = de stemming
  • wenn = wanneer
  • der Weihnachtsbaum = de kerstboom
  • die Kerze = de kaars
  • brennen = branden
  • zusammenkommen = samenkomen
  • feierlich = indrukwekkend
  • die Lichterkette = de kerstboomverlichting
  • der Weihnachtsmarkt = de kerstmarkt
  • zuschauen = toekijken
  • verschenken + A = cadeau geven
  • sich Sorgen machen = zich zorgen maken
  • Meine Eltern machen sich Sorgen. = Mijn ouders maken zich zorgen.
  • das Feuerwerk = het vuurwerk
  • besonders = bijzonder
  • Ich mag Weihnachten besonders. = Ik hou in het bijzonder van Kerstmis.
  • die Tradition = de traditie
  • sich ärgern (über + A) = zich ergeren
  • spontan = spontaan
  • Es geht rund. = Het gaat beginnen.
  • der Umzug = de optocht
  • stattfinden = plaatsvinden
  • der Rosenmontag = de carnavalsmaandag
  • der Narr = de nar / de dwaas
  • der Wagen = de wagen
  • rufen = roepen
  • zuwerfen + D + A = toegooien / toewerpen
  • der Zuschauer = de toeschouwer
  • die Zuschauerin = de toeschouwster
  • die Süßigkeit = de zoetigheid
  • verkleidet = verkleed
  • Die Narren sind verkleidet. = De narren zijn verkleed.
  • unterwegs = onderweg
  • streiten = ruziemaken
  • Ich bin froh, wenn wir nicht streiten. = Ik ben blij als we geen ruziemaken.