Wozzol

Por favor, compruebe si la lista de vocabulario es correcta antes de aprenderlo.

  • Duits Nederlands
  • angenehm = aangenaam
  • Kartoffel- und Spätzlepresse = aardappel- en pastapers, de
  • der Nachname = de achternaam
  • abkühlen = afkoelen
  • separat = apart
  • das Backblech = het bakblik
  • der Backpulver = de bakpoeder
  • die Backförmchen = de bakvormpjes
  • das Barbecue = de barbecue
  • verfügen über = beschikken over
  • die Bestätigung = de bevestiging
  • das Weizenbier = het bier (graan)
  • der Dosenöffner = de blikopener
  • das Weizenmehl = de bloem
  • die Quittung = het bonnetje
  • die Broschüre = de brochure
  • der Hosenbügler = de broekenpers
  • die Semmel = het broodje
  • die Brotarten = de broodsoorten
  • der Schreibtisch = het bureau
  • die Schokolade = de chocolademelk
  • der Anreisetag = dag van aankomst
  • der Abreisetag = dag van vertrek
  • das Nebengebäude = de dependance
  • die Einheiten = de eenheden
  • das Abendessen = het diner
  • die Dusche = de douche
  • die Getränke = de drankjes
  • das Dreibettzimmer = de driepersoonskamer
  • das Einzelzimmer = de eenpersoonskamer
  • der Eikocher = de eierkoker
  • der Eierschneider = de eiersnijder
  • das Eiweiß = het eiwit
  • untergearbeitet = eronder gemengd
  • mal sehen = even kijken
  • das Zusatzbett / das Zustellbett = het extra bed
  • zusätzlich = extra
  • der Prospekt = de folder
  • falsch = fout
  • der Schneebesen = de garde
  • gleichmäßig = gelijkmatig
  • gepresster = geperste
  • die Speisen = de gerechten
  • der Räucherlachs = de gerookte zalm
  • die Toasts = de geroosterde boterhammen
  • das Familienzimmer = de gezinskamer
  • gestern Abend = gisteravond
  • überbacken = gratineren
  • die Halbpension = halfpension
  • der Schinken = de ham
  • der Umluft-Backofen = de hete lucht oven
  • wie spät = hoe laat
  • wie lange = hoe lang
  • der Honig = de honing
  • der Ausweis = het identiteitsbewijs
  • jemand = iemand
  • in Ordnung = in orde
  • die Zutaten = de ingrediënten
  • ausstatten, ausgestattet = inrichten, ingericht
  • eintragen, eingetragen = inschrijven, ingeschreven
  • der Internet-Anschluss = Internetaansluiting
  • die Konfitüre = de jam
  • der Käse = de kaas
  • der Zimt = de kaneel
  • die Zimtmuffins = de kaneelmuffins
  • der Kochtopf = de ketel
  • die Küchenmaschine = de keukenmachine
  • die Menüwahl = het keuzemenu
  • das Kinderbett = het kinderbed
  • der Hochstuhl = de kinderstoel
  • bereitmachen = klaarmaken
  • die Beschwerde = de klacht
  • die Kaffeemaschine = het koffieapparaat
  • die Kohlenhydraten = de koolhydraten
  • die Zeitung = de krant
  • der Korkenzieher = de kurkentrekker
  • der Fahrstuhl / der Lift / der Aufzug = de lift
  • der Korb = de mand
  • die Marmelade = de marmelade
  • Milch und Zucker = melk en suiker
  • morgen Abend = morgenavond
  • morgenfrüh = morgenvroeg
  • der Senf = de mosterd
  • der Müsli = de muesli
  • das Muffinblech = het muffinbakblik
  • nicht stimmen = niet kloppen
  • das Nichtraucherzimmer = niet-roken kamer
  • das Autokennzeichen = het nummerbord
  • Nutella = Nutella (soort hazelnootpasta)
  • die Umgebung = de omgeving
  • inzwischen = ondertussen
  • das Frühstück = het ontbijt
  • lösen, gelöst = oplossen, opgelost
  • die Übernachtung = de overnachting
  • der Paß = het paspoort
  • der Pfefferminztee = de pepermuntthee
  • pro Zimmer = per kamer
  • pro Nacht = per nacht
  • die Geheimzahl = de pincode
  • der Pizzaschneider = de pizzasnijder
  • stattfinden = plaatsvinden
  • die Postleitzahl = de postcode
  • genau stimmen = precies kloppen
  • die Rechnung = de rekening
  • reservieren, reserviert = reserveren, gereserveerd
  • Krabbenrührei, das = roerei met garnalen
  • das Rührei = het roerei
  • das Gitterrost = het rooster
  • zusammen = samen
  • Schinken-Käse Platte = schaal met ham en kaas
  • die Schüssel = de schaal
  • der Schlüssel = de sleutel
  • zerlassen = smelten
  • das Schneidbrett = de snijplank
  • die Butterbreze = de soort krakeling met boter
  • buchstabieren, buchstabiert = spellen, gespeld
  • die Kuchenformen = de taartvormen
  • die Heimreise = de terugreis
  • die Nebenstelle = toestelnummer (van telefoon)
  • Auf Wiedersehen = tot ziens
  • die Gartenseite = tuinzijde
  • zwischen = tussen
  • das Doppelzimmer = de tweepersoonskamer
  • reichthaltiges Frühstück = uitgebreid ontbijt
  • heute Abend = vanavond
  • der Aufenthalt = het verblijf
  • weiterhin = verder
  • der Stock / die Etage = de verdieping
  • die Versammlung = de vergadering
  • vermischen = vermengen
  • frisch = vers
  • verwechseln, verwechselt = verwisselen, verwisseld
  • flüssig = vloeibaar
  • die Nährwerte = de voedingswaarde
  • die Vollpension = volpension
  • der Vorname = de voornaam
  • vorheizen = voorverwarmen
  • die Früchte = de vruchten
  • der Wasserkessel = de waterketel
  • der Wasserkocher = de waterkoker
  • die Karotten = de worteltjes
  • weiches ei = zachtgekookt ei
  • die Geschäftsleute = de zakenlui
  • saure Sahne = zure room