- Duits Nederlands
- die Anlage = de bijlage
- die Anrede = de aanhef
- aufmerksam = oplettend
- ausgestattet = ingericht
- ausreichend = voldoende
- die Badewanne = de badkuip
- bald = snel
- bestätigen = bevestigen
- die Bewertung = de recensie
- entgegen sehen = tegemoet zien
- erledigen = afhandelen
- falsch = fout
- der Flughafen = het vliegveld
- sich freuen = zich verheugen
- gediegen = degelijk
- der Lärm = het lawaai
- mangelhaft = gebrekkig
- nächsten = volgende
- richtig = juist
- der Rückgang = de daling
- schicken = sturen
- die Übersicht = het overzicht
- überweisen = overmaken
- unverbindliches = vrijblijvend
- vereinbaren = overeenkomen
- der Verlust = het verlies
- die Verwaltung = de administratie
- vollständig = compleet
- der Vorraum = de hal
- die Werbung = de reclame
- das WLAN = de wifi
- zuletzt = in de laatste plaats