Wozzol

Por favor, compruebe si la lista de vocabulario es correcta antes de aprenderlo.

  • Duits Nederlands
  • abholen = afhalen
  • allein = alleen
  • angenehm = aangenaam, prettig
  • ausgeben = uitgeven
  • die Ausstellung = de tentoonstelling
  • beide = allebei
  • durchschnittlich = gemiddeld
  • der Eintritt = de entree
  • die Feier = het feest
  • frei = vrij
  • geben = geven
  • gemeinsam = samen
  • gemütlich = gezellig
  • die Idee = het idee
  • Lust haben auf = zin hebben in
  • die Musik = de muziek
  • das Publikum = het publiek
  • reservieren = reserveren
  • sehen = zien
  • sich amüsieren = plezier hebben
  • spätestens = uiterlijk
  • das Taschengeld = het zakgeld
  • das Theater = het theater
  • unternehmen = ondernemen
  • voll = vol
  • zuhören = luisteren
  • zum Karneval = met carnaval
  • zu Ostern = met Pasen
  • zu Weihnachten = met kerst
  • zu Neujahr = met nieuwjaar
  • zu Silvester = met oudjaarsavond
  • zum Zuckerfest = met het suikerfeest
  • aufregend = opwindend
  • ausgehen = uitgaan
  • außer = behalve
  • bekannt = bekend
  • besser = beter
  • doch = toch, immers
  • einmal, zweimal = een keer, twee keer
  • dreimal, viermal = drie keer, vier keer
  • empfehlen = aanraden
  • die Flöte = de fluit
  • die Flöten = de fluiten
  • früh = vroeg
  • die Geige = de viool
  • die Geigen = de violen
  • die Gitarre = de gitaar
  • die Gitarren = de gitaren
  • hoffen = hopen
  • das Klavier = de piano
  • das Konzert, -e = het concert
  • die Konzerte = de concerten
  • mal = eens, even, keer
  • mitnehmen = meenemen
  • meinen = vinden, denken, bedoelen
  • im Moment = op het moment
  • nennen = noemen
  • noch = nog
  • sagen = zeggen
  • das Schlagzeug = het drumstel
  • spät = laat
  • stattfinden = plaatsvinden
  • die Stimmung = de sfeer
  • tanzen = dansen
  • teilnehmen = deelnemen
  • die Veranstaltung = het evenement
  • die Veranstaltungen = de evenementen
  • der Vorschlag = het voorstel
  • die Vorschläge = de voorstellen
  • wenn = als, indien
  • wirklich = werkelijk, echt