Wozzol

Por favor, compruebe si la lista de vocabulario es correcta antes de aprenderlo.

  • Duits Nederlands
  • das Mittagessen = het middageten
  • mögen = houden van, lusten
  • nehmen = nemen
  • die Nudel = de noedels
  • der Pfeffer = de peper
  • der Reis = de rijst
  • das Restaurant = het restaurant
  • der Saft = het sap
  • die Orangen = de sinaasappels
  • der Orangensaft = het sinaasappelsap
  • der Salat = de sla
  • der Salz = het zout
  • schlecht = vies
  • der Stuhl = de stoel
  • der Supermarkt = de supermarkt
  • die Suppe = de soep
  • süß = zoet
  • der Tisch = de tafel
  • trinken = drinken
  • das Trinken = het drinken
  • warm = warm
  • waschen = wassen
  • das Wasser = het water
  • das Mineralwasser = het mineraalwater
  • die Zitrone = de citroen