Wozzol

Por favor, compruebe si la lista de vocabulario es correcta antes de aprenderlo.

  • Engels Nederlands
  • accident = ongeval
  • against = tegen
  • airport = vliegveld
  • already = al
  • amazing = bewonderenswaardig
  • America = Amerika
  • American = Amerikaans, Amerikaan
  • anything = iets
  • be born = geboren worden
  • bear = beer
  • Beijing = Beijing
  • boss = baas
  • Brazil = Brazilië
  • build = bouwen
  • business / company = bedrijf
  • Canadian = Canadese
  • case = geval
  • China = China
  • Chinese = Chinees
  • chromium = chroom
  • city = stad
  • climb up = klimmen
  • college = universiteit
  • concrete = beton
  • cut down = omhakken
  • dangerous = gevaarlijk
  • decide = besluiten
  • determined = vastbesloten
  • die = overlijden
  • discover = ontdekken
  • dream = droom
  • drinking water = drinkwater
  • except = behalve
  • factory = fabriek
  • fantastic = fantastisch
  • footprint = voetindruk
  • forget = vergeten
  • forgetful = vergeetachtig
  • fountain = fontein
  • get in = binnenkomen
  • get out = uitstappen
  • holiday = vakantie
  • hotel = hotel
  • human rights = mensenrechten
  • husky = poolhond
  • ill = ziek
  • including = inbegrepen
  • independence = onafhankelijkheid
  • January = januari
  • journey = reis
  • judge = rechter
  • law = wet
  • lead = leiden
  • leader = leider
  • local = plaatselijke
  • London = Londen
  • look for = zoeken
  • magnetic = magnetisch
  • manager = directeur
  • marry = trouwen
  • memorial / monument = monument
  • memory = geheugen
  • mention = vermelden
  • message = bericht
  • mile = mijl
  • move = verhuizen
  • musician = musicus
  • no-one = niemand
  • North Pole = noordpool
  • papers = documenten
  • Paris = Parijs
  • pavement = stoep
  • pay = betalen
  • pick up = oppakken
  • plan = plannen
  • polar bear = ijsbeer
  • politician = politicus
  • poster = poster
  • protect = beschermen
  • put down = neerleggen
  • rainforest = regenwoud
  • realise = zich realiseren
  • save = redden
  • sculpture = beeldhouwwerk
  • seven = zeven
  • soldier = soldaat
  • star = hoofdrol spelen
  • statue = standbeeld
  • stay = blijven
  • stop = stoppen
  • switch (something) off = uitdoen
  • temperature = temperatuur
  • test = proefwerk
  • theory = veronderstelling
  • thirty = dertig
  • true = waar
  • war = oorlog